Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart [56]netten en garen, [en] haar handen banden zijn; [57]wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen [58]de zondaar zal van haar gevangen worden. 56. Gelijk men voor het gedierte uitspant, om hetzelve daarin te vangen. Hij spreekt van een oneerbare vrouw, die door arglistige en zoete bedriegelijke woorden de mannen in onkuisheid zoekt te verstrikken, in hare netten te vangen en vast te houden. Zie Spreuk.2:16,17, en Spreuk.5:3,6 en Spreuk.6:24 en Spreuk.7:6, enz. en Spreuk.9:13. Dusdanige vrouw is meer te schuwen en te mijden dan de dood zelf. 57. Alsof hij zeide: Niemand kan zulker boze vrouwen bedrog ontkomen, tenzij God hem bijzonderlijk door zijne genade en hulp daarvan verlosse; gelijk Hij Jozef van de oneerbare huisvrouw van Potifar verlost heeft. Zie Gen.39:9; hfdst.2 vs.26. 58. Dat is, zulk een mens, die zich dagelijks tot grote zonden begeeft. Zie Ps.1:1.